Het vak
muziek bestaat vooral uit de drie onderdelen: spelen, zingen en luisteren. Een
actief vak dus waarbij een beroep wordt gedaan op discipline, concentratie,
doorzettingsvermogen en creativiteit.
Alleen met
discipline, concentratie en doorzettingsvermogen ga je welk instrument dan ook
leren bespelen of echt goed zingen. Creativiteit heb je nodig voor de
individuele- en groepsopdrachten die geen vaststaand “eindproduct” hebben. Denk
hierbij aan compositie- en/of improvisatieopdrachten.
Ook het presenteren van wat je geleerd hebt maakt onderdeel uit van dit vak. Dit gebeurt binnen je klas of op het podium in de aula, bijvoorbeeld tijdens een van de vieringen.
In de eerste
twee leerjaren is muziek een éénuursvak. Vanaf de derde klas kun je het kiezen
tot en met het eindexamen, voor zowel mavo, havo als vwo. In de
praktijk wordt veel gewerkt met keyboards, percussie-instrumenten, (bas)gitaren
en drums in het lokaal en de diverse studio’s.